Grammatica ตัวอย่าง การแต่งประโยค
- Een zin bestaat uit woorden.
2. Woord = een woord is een aantal letters dat een betekenis heeft.
Bijvoorbeeld ;
- huis, lopen, bomen
3. Zin = een zin is een aantal woorden dat een betekenis heeft.
Bijvoorbeeld ;
- Ik ga naar school. Hij eet brood.
4. Werkwoord = een werkwoord is een woord dat aangeeft wat jij doet.
- hebben , zijn, zeggen, komen, rennen
- het huis, het raam , de auto, de kinderen
'een' kan bij alle zelfstandige naamwoorden staan;
Bijvoorbeeld ;
- een vriend , een hond, een kat
6. Zelfstandig naamwoord = een ding. een mens of een dier,
- de tas, een man of een poes
7. Persoonlijk voornaamwoord = een woord dat in de plaats staat van een ding, een mens of een dier,
- Ik ga naar school.
- Dit is mijn huis. Hij is niet groot.
8. Vraagwoord = een woord waar je een vraagzin mee maakt.
Het staat meestal aan het begin van een zin.
- Waar woon je?
- Hoe heet je?
- Hoeveel kinderen heb je?
- Wanneer komt hij thuis?
9. Bezittelijk voornaamwoord = een woord dat een bezit aangeeft.
- Mijn huis. Onze zoon, zijn werk
10. Bijvoeglijk naamwoord = een woord dat iets vertelt over een zelfstandig naamwoord.
Onderwerp
ประธาน enkelvoud
เอกพจน์ meervoud
พหูพจน์ enkelvoud
เอกพจน์ meervoud
Ik
heb
-
ben
-
Jij
hebt
-
bent
-
U
hebt / heeft
-
bent
-
Hij / zij
heeft
-
is
-
Wij
-
hebben
-
zijn
Jullie
-
hebben
-
zijn
Zij
-
hebben
-
zijn
Ik
werk
kook
Werk ik?
Kook ik?
Jij /je
U werkt
kookt
kookt Werk jij?
Werkt u? Kook jij?
Kookt u? Hij
Zij
Het werkt
werkt
werkt kookt
kookt
kookt Werkt hij?
Werkt zij?
Werkt het? Kookt hij?
Kookt zij?
Kookt het? Wij
werken
koken
Werken wij?
Koken wij?
Jullie
werken
koken
Werken jullie?
Koken jullie?
Zij
werken
koken
Werken zij?
Koken zij?
1) Vraagzin = ประโยค คำถาม, ประโยค คำถามจะขึนต้นด้วย (คำกริยา= werkwoord )เสมอ เช่น
Kom je vanavond? เธอจะมามั๊ยคืนนี้?
Ben je moe?=คุณเหนื่อยมั๊ย??
2) De hoofdzin= ประโยคหลัก
ตัวอย่างค่ะ
IK eet rijst.
Ik ga naar bed.= ฉันไปนอน(1คน=enkelvoud)
Wij gaan naar bed.=พวกเราไปนอน(2คนขึ้นไป= meervoud)
ข้อควรจำ
Hoofdzin + en / of / maar / want / dus + Hoofdzin
เช่น Ik blijf vandaag thuis, omdat ik ziek ben.=ฉันอยู่บ้านวันนี้เพราะฉันไม่สบาย
Ik ben vandaag thuis want ik ben ziek. =ฉันอยู่บ้านวันนี้เพราะฉันไมสบาย
3 ) De bijzin = ประโยคเสริม/ย่อย,
ประโยคเสริม/ย่อยจะขึนต้นด้วย voegwoord =คำเชื่อมคำสันธาน
เช่น omdat/ nadat/ voordat / zodat / tenzij / als / dat/ mits ......
แล้วตามมาด้วยคำกริยา= werkwoord อยู่ท้ายสุด เช่น
Als mijn vrouw aan de telefoon zit, ga ik naar buiten.=ถ้าภรรยาฉันคุยโทรศัพท์ ฉันจะออกนอกบ้าน
Ik ben vandaag thuis, omdat ik ziek ben.
Ik ben vandaag thuis want ik ben ziek.
= ฉันอยู่บ้านวันนี้เพราะฉันไม่สบาย
Ik vind het werk wat ik nu doe leuk en ik hoef geen ander werk te zoeken.
= ฉันชอบงานที่ฉันทำอยู่ ฉันไม่ต้องการงานอื่นอีกแล้ว
Vandaag is het mooi weer en ik ga samen met mijn man wandelen.
= วันนี้อากาศดี ฉันไปเดินเล่นกับสามีฉัน
Ik vind Thaise eten lekker,maar mijn man vindt het te heet.
= ฉันชอบอาหารไทย แต่สามีฉันว่าเผ็ดเกินไป
Mijn hond is groot en iedereen is bang van hem.
= สุนัขของฉันตัวโตมาก ใครๆเห็นก็กลัวมัน
Ik ben echt te dom om de Nederlandse taal te leren.
= ฉันโง่มากๆที่จะเรียนภาษาดัทช์
การผันรูปคำกริยา ตัวอย่างสั้นๆก่อนค่ะ
Het werkwoordคำกริยา ; pesten การแกล้ง
Tegenwoordige tijd (nu) ปัจจุบัน Pesten การแกล้ง Verleden tijd ( toen)อตีด
Ik pest Ik pestte
Jij pest Jij pestte
Hij / Zij pest Hij / Zij pestte
Wij pesten Wij pestten
Jullie pesten Jullie pestten
Tegenwoordige tijd (nu)ปัจจุบัน verdragen พยุง/รับผิดชอบ Verleden tijd (toen)อตีด
Ik verdraag Ik verdroeg
Jij verdraagt Jij verdroeg
Hij / Zij verdraagt Hij / Zij verdroeg
Wij verdragen Wij verdroegen
Jullie verdragen Jullie verdroegen
Tegenwoordige tijd (nu)ปัจจุบัน Werken การทำงาน Verleden tijd (toen)อตีด
Ik werk Ik werkte
Jij werkt Jij werkte
การผันรูปคำกริยา(ต่อ)
Hij / Zij werkt Hij / Zij werkte
Wij werken Wij werkten
Jullie werken Jullie werkten
Voorbeeld (ตัวอย่าง)
Hij voelt iets raars in zijn schoen. Hij voelde iets raars in zijn schoen.
Sina draait rondjes op het plein. Sina draaide rondjes op het plein.
Jenny en Aoy bouwen een zandkasteel. Jenny en Aoy bouwden een zand kasteel
?xml:namespace>
?xml:namespace>
- ตามกฎ การเติม ตัว t หลัง stam เมื่อต้องใช้กับประธาน je - jij- U- hij- zij- het ในประโยคบอกเล่า
- Koop je vaak Thaise films?
- เธอซื้อภาพยนต์ไทยบ่อยไหม
- Eet je vaak Thais eten?
- เธอกินอาหารไทยบ่อยไหม
- Loop jij vaak naar je werk?
- เธอเดินไปทำงานบ่อยไหม
- Bijt jouw hond vaak mensen?
- สุนัขของเธอกัดคนบ่อยไหม
- ข้อควรจำ !
- lezen ik lees
- lopen ik loop
- schrijven ik schrijf